De mens is slecht/goed

De mens is slecht/goed

De mens is slecht/goed (column uit 2015)

Er is een nieuwe film uit gebracht: The Stanford Prison Experiment. Ik ga niet.

Het onderwerp is de wetenschappelijke studie van Philip Zimbardo uit de jaren zeventig, naar (on)menselijk gedrag in gevangenissituaties. Ga ik niet lezen.

 

Het is niet dat ik mijn kop in het zand wil steken voor de duistere kanten van de mens. Integendeel. Maar dan wel graag in perspectief: de mens bezit hoofdzakelijk goede kanten.

 

De al dan niet bedoelde impact van zo’n experiment is vaak dat daarmee aangetoond lijkt dat de mens in wezen slecht is.

 

Nou, als dat zo was zou ik hier niet zitten schrijven. Want dan was ik allang verongelukt wegens asociaal verkeersgedrag van een onverschillige medemens. Of aan een ziekte overleden omdat er geen goede artsen zijn, alleen maar enge dronken medicijnmannen. Of dan was ik op mijn hoofd geslagen en beroofd door één van die slechteriken, van die luilakken die te beroerd zijn om voor hun hebzucht te werken en te betalen.

 

Dit zal allemaal als wetenschappelijk bewijs niet gelden, maar praktisch voldoet het voor mij wel: voor een wereld die bevolkt wordt door wezens met een gevaarlijk slechte inborst, gaat het toch wonderlijk goed, niet waar?

 

Daarom trek ik die vermeende slechtheid van de mens in twijfel.

Eigenlijk ben ík de realist: de mens is in wezen prima, want anders zou er niet zoveel gewoon goed lopen in de wereld. Daarvan krijg ik energie om zaken die wél mislopen met goede moed onder ogen te zien. En aan te pakken. Zo simpel is het.

 

Het nadeel van zo’n ‘slechte menstheorie’ is niet alleen dat je er moedeloos van wordt en dat de kwaliteit van je individuele leven er op achteruit gaat.

Ook de kwaliteit van de samenleving lijdt eronder. Als de slechtheid van de mens als net zo ‘natuurlijk’ en onbeheersbaar wordt beschouwd als het weer of een natuurramp, verlies je pas écht de controle: gelatenheid en onverschilligheid is het resultaat en er gebeurt niks om verbeteringen aan te brengen.

 

En wat zegt wetenschapper Philip Zimbardo nu, veertig jaar later?

“Weet je: de laatste tijd kijk ik liever naar het goede in de mens.”

 

Kijk aan, fijn voor de mensheid.

Want ik vond het toch tamelijk bedenkelijk dat een Amerikaanse wetenschapper (in een sombere bui?) een experiment bedacht met zo’n grote impact op de persoonlijke levens van de betrokkenen en het mensbeeld van anderen.

Op zijn initiatief werden ‘gewone’ mensen -studenten- als ratjes in een laboratoriumsituatie geplaatst.

Hoe vooringenomen was die man? Was het een open experiment of was het zijn bedoeling dat aangetoond werd dat het onder bepaalde uitzonderlijke omstandigheden goed mis kan lopen tussen mensen?

Eh…ik weet niet hoe het met u zit, maar dat laatste wist ik al.

 

Dat het experiment vroegtijdig gestopt werd omdat het volledig uit de hand liep -oh oh, zie je wel, wat kunnen mensen toch slecht zijn- daarvan krijgt nog steeds ‘de mens’ de schuld.

En niet Zimbardo.

Misschien had de man wel een heel slecht experiment bedacht.

Dat denk ik namelijk.

 

Want in een echte gevangenis werken geen verklede studenten, maar ervaren mensen van allerlei leeftijden. En daar zitten gevangenen van alle leeftijden met een persoonlijke geschiedenis die heel wat triester is dan die van een verkleed studentje. De ‘bijzondere omstandigheden’ zijn slecht gekozen.

Kijk dan eens naar échte bijzondere omstandigheden: rampen, gijzelingen, terroristische aanslagen. En kijk wat er boven komt aan goede en slechte kwaliteiten.

 

Ik stel trouwens een ander experiment voor, een reallife-experiment, zonder verkleedpartijtjes.

Een groot aantal mensen, verdeeld over zoveel mogelijk sectoren in de samenleving, gaan in hun dagelijks leven, privé en openbaar, geduldig en vriendelijk met anderen om.

Twee dingen worden gemeten na afloop: de mate van persoonlijk welbevinden van de proefpersonen én het aantal conflicten dat op verbaal en fysiek geweld uit loopt. En dat vergelijken we dan met de situatie vóór het experiment.

 

Ik ben benieuwd.

 

 

 

 

Tegen de zon in kijken

Tegen de zon in kijken

Tegen de zon in kijken (column uit 2015)

Ongeveer tien jaar was ik, toen ik mijn jongere broer en zus in dienst nam om met mij samen een tijdschrift op te starten.

We begonnen met het ontwerpen en maken van de cover -een grillig mozaiek, dat we met vetkrijt inkleurden.

De kaft was glanzend, zij het wat kreukelig, want het lukte niet goed om de opengeknipte plastic boterhamzakjes strak om het papier te spannen.

Van de inhoud herinner ik mij niets, misschien was die er wel niet en is het allemaal bij het kaftje gebleven.

Niettemin was de naam van deze glossy: TALENT.

 

Afgelopen week kreeg de Volkskrant te maken met iets minder onschuldig jeugdig enthousiasme: een twintigjarige stagiaire had zich in zijn tomeloze ambitie ongestoord kunnen bezondigen aan plagiaat en fictie. Niemand had hem er tijdig op gewezen dat van journalisten eigen onderzoek, bronvermelding en non-fictie verwacht worden.

 

De excuses van de Volkskrant waren voorbeeldig en oprecht. In de toekomst zal de krant veel alerter zijn natuurlijk.

Maar alerter waarop?

Een jonge stagiaire met een tomeloze ambitie goed in de gaten houden? Natuurlijk, maar kijk ook eens naar de verlokkingen van de éigen ambities: talentscout te zijn.

 

‘Excelleren’ ligt menigeen in het onderwijs in de mond bestorven. Ook andere sectoren, hier bijvoorbeeld een krantenredactie, zijn er niet vies van.

Niet alleen worden jonge mensen zo verleid om té hoog boven zichzelf uit te stijgen, ook begeleiders laten zich gek maken.

Want hoe heerlijk is het niet om talent te mogen ‘ontdekken’, om er prat op te gaan zulke excellenten ‘in huis’ te hebben?

 

En zo ging het hier waarschijnlijk ook: de begeleidende redactieleden zagen een zeer gemotiveerde jongen die veel en goed schreef. Hartverwarmend en fijn voor de krant: we hebben een aanstormend talent in huis!

 

Kan gebeuren, maar begeleiders zouden er zich meer van bewust moeten zijn hoe zij als het ware de warmte van de zon opzoeken, uit eigen behoefte. En hoe zij dan wat minder alert en een beetje soezerig tegen het licht in zitten te kijken.

 

Hoe behaaglijk dat ook allemaal aanvoelt, je ziet niet altijd wat je zou moeten zien.

 

 

 

 

 

Tolereren

Tolereren (column uit 2015)

Vrijheid van meningsuiting is een groot goed.

Voor iedereen dan, hè?

 

Dus je mag bijvoorbeeld spreken van ‘een ongewenste vluchtelingentsunami die Nederland en het eigen volk gaat islamiseren en onze vrouwen verkrachten’, maar dan mag je daar ook wel wat tegenin brengen, toch?

 

Oké, komt ie.

“Vluchtelingen welkom, zaai geen haat en angst”, is de mening op het bordje van een meneer, als Wilders in Almere op bezoek komt.

 

“Vuile NSBer”, is de tegenmening van iemand. Mag je zeggen.

(Bij mij thuis heet zoiets schelden, trouwens. Maar goed.)

 

Deze dan, nóg een bordje met een mening:

“Vluchtelingen welkom, gedachtegoed van PVV + Wilders niet”.

 

“Ik hoop dat u verkracht wordt door een islamiet”, klinkt de mening aan het adres van de vrouw met het bordje.

 

Dat eerste vond ik schelden, maar voor dit laatste heb ik geen woorden. Ben er stil van.

Dus ga ik maar mediteren, moet je tóch stil voor wezen.

 

Kan ik oefenen in geduld, om een tolerant mens te blijven.

En niet bang te worden van het eigen volk.