Aan huis

Aan huis

Aan huis (column uit 2017)

Ze wijst op een leeg doosje naast de prullenmand. ‘Dat misschien?’

Het is groot genoeg, dat wel.

‘Maar er staat bol.com op’, zeg ik.

‘En dat?’

Het wordt de krantenmand, ooit gekregen als kerstpakket, destijds iets feestelijker gevuld dan nu gaat gebeuren.

 

‘Prrrrt’, zei het poesje twaalf jaar geleden in asiel ‘Het Kattenpaleis’ tegen ons, toen mijn jongste dochter en ik haar kant op keken. Deze zesjarige werd ons aangewezen als de enige poes die gewend was aan honden.

Onze hond vond poesjes erg lief, maar dat snappen niet alle katten, vandaar.

 

‘Prrrrt’ klonk zacht, ging iets omhoog en eindigde in een vraagteken. Tegelijkertijd ging ze in een uitdagende aaihouding liggen.

Dat weet ik nog zo goed omdat ze dat twaalf jaar lang is blijven doen, elke keer als je de kamer binnen kwam, waar ze ‘Tevreden-Opgerolde-Poes’ lag te wezen.

 

Tot vandaag.

Ze at en dronk al dagen niet, maar dat zijn we wel gewend: gezond was dit kleine maandagochtendmodelletje nooit.

Vóór ze ‘Het Kattenpaleis’ mocht verlaten om in ons nederige stulpje haar intrek te nemen, moest ze eerst een kuurtje daar afmaken: bronchitis.

 

Niet lang daarna brachten we een eerste bezoekje aan onze eigen dierenarts, want bronchitis was dus zeg maar haar ding.

Het bezoek bleef alle betrokkenen lang bij: hoe een klein katje kwaad kan worden.

Ze maakte haar naam -die ik haar niet gaf en die ik eigenlijk had willen veranderen- helemaal waar.

Hierna liet ik een andere naam en ook de bezoeken aan de dierenarts maar voor wat ze waren: ze heette Tijger.

 

Bij tijd en wijlen hoestend en piepend, leefde ze opgewekt verder maar toen ik haar een paar jaar geleden toch een beetje netjes wou achterlaten voor de vakantieverzorgers, ging ik nog maar eens naar de dierenarts.

Ze was minder fel, maar op de terugweg kreeg ze van de stress een astma-aanval en toen heb ik haar beloofd dat ze nooit meer hoefde.

 

Maar ‘prrrrt’ was er altijd en vandaag niet.

Levensgezel L. had de afgelopen nacht vergeefs geprobeerd haar te troosten toen ze liep te klagen. Op ons bed slapen hielp ook al niet meer.

 

En zo komt het dat ik met een dikke keel en met mijn katje in een blauwe handdoek in mijn armen zit te bekomen van haar euthanasie -haar nieren waren op- en dat de ‘Dierenarts-Aan-Huis’ alles regelt.

 

We leggen haar voorzichtig in het krantenmandje.

 

En ik bedenk dat ‘aan huis’ ook voor mij het beste was.