Borreltaal

Borreltaal

Borreltaal (2019) (ill. pixabay)

Aan het einde van de Komkommertijd van 2016 nam onze minister-president Rutte als VPRO-Zomergast de straattaal over van een stelletje opgefokte Erdogan-aanhangers.

‘Pleur zelf op’, zei hij.

Want zij hadden ‘pleur op’ in de camera geroepen en daarna werd verdere uitzending door hun toedoen onmogelijk gemaakt.

In mijn kringen was ik de enige, maar hij haalde mij destijds met die straattaal de woorden uit de mond en zei er bovendien iets heel verstandigs achteraan over hun vrijheid van meningsuiting en onze vrijheid van pers en zo.

Onlangs bezigde hij op zijn wekelijkse mediamomentje wéér straattaal: hij ‘zou mensen die rond de jaarwisseling hulpverleners bedreigen het liefst persoonlijk in elkaar slaan.’

Maar hij zei er dit keer niets verstandigs achteraan. Want ‘maar dat kan niet’ valt voor mij niet onder goed doordachte argumenten. Evenmin de opmerking ‘dat we er als samenleving blijkbaar niet in slagen om kinderen en vrienden te zeggen dat dit niet kan’.

Als er nou i e t s is dat onmacht laat zien en je eigen verantwoordelijkheid wegduwt, dan is het wel het gebruik van ‘we’. ‘Samenleving’ dan, ook zo’n wegpoetslap voor eigen falen. Als iets de schuld is van de samenleving, is het niemands schuld. Want dan wordt niemand verantwoordelijk gesteld.

 

En die ligt er wel, Rutte: maak jij nou het werk van de politie eens makkelijker door een vuurwerkverbod te durven afdwingen.

Maar ‘verbieden die hap’ is taal die onze MP niet snel zal bezigen, kost teveel kiezers.

 

Wat Rutte bovendien deed was mee willen vechten, óók geweld willen gebruiken. En dan gauw zeggen dat ‘dat niet kan’. Nou, Mark, het k a n wel, maar het m a g niet.

Dat zeg ik als samenleving dan maar even tegen je, want ik ben je moeder niet en evenmin je vriend.

 

Een paar dagen later verraste de ooit zo vrolijke en nu zo chagrijnige MP weer, in Buitenhof deze keer.

Geen straattaal nu, maar kiezerswervende borreltaal over ‘de witte wijn sippende Amsterdamse elite, die alsmaar kritiek heeft op de Amerikaanse president Donald Trump.’

Ten eerste n i p je witte wijn. En je kan er eventueel bij gaan sippen.

Dacht ik. Maar een oplettende lezer attendeerde mij op het feit dat sippen een synoniem is van nippen. Bargoens zelfs, plat Amsterdams zelfs, volgens Jean Pierre Geelen in de Volkskrant van 16 januari 2019.

Maar dat verband met critici van Donald Trump?

 

En natuurlijk wéér zo’n onmacht-woord gekozen: ‘alsmaar’.

‘Van wie heeft de single Rutte dat machteloze relatie-ruzie-stopwoordje in godsnaam overgenomen?’, schreef ik in eerste instantie. En ja, dat is op de man spelen, zoals dezelfde oplettende lezer mij schreef. Dat is niet aardig. ‘Alsmaar’ en ‘altijd’ en ‘nooit eens’ worden  gebruikt bij onmacht en  niet alleen in partnerrelaties. Waarvan hier een voorbeeld.

Niettemin wordt het tijd dat Rutte stopt met sippen over zijn arme vrindje Donald en na het wegklokken van een goed glas witte wijn op pleurt.

Nog één keer een reden voor een weergaloos, laatste vuurwerk.