Efficiënt

Efficiënt

Efficiënt

Mijn brein ziet alles wat er gedaan moet worden. Toen ik jong was dééd ik het ook snel allemaal. Dat scheelde kostbare tijd, die anders verloren zou gaan aan nadenken over het maken van keuzes. Totdat het me ging opvallen dat ik doodmoe was ’s avonds. Maar niet elke dag en ook de productie per dag verschilde. Lang verhaal kort: op een voor mijn doen sloom begonnen dag eindigde ik productiever en minder moe.

Dat ging ik natuurlijk alle dagen doen, efficiënt en ordelijk. En geforceerd, ik werd er best ongelukkig van. Totdat ik ergens las dat ADHD-personen ook een paar lekker inefficiënte ADHD-dagen nodig hadden. De home made diagnose was gauw gesteld en sindsdien gaat het een stuk beter met me. Het is wat het is en ik ben wat ik ben.

De afgelopen periode was ik met leesverlof. Het duurde natuurlijk niet lang of ik was bezig in vijf boeken tegelijk. Vroeger mocht ik dat niet van mezelf. Dus las ik niet. Nu wel, want ik mag impulsen toestaan. Het e-book is daartoe een zegenrijke uitvinding: onmiddellijk kopen, onmiddellijke bevrediging. En het werkt: zodra mijn aandacht wegfladdert van het ene boek stop ik met lezen en ga ik door met een van die andere impulsaankopen. En ik lees ze bijna allemaal uit. Bijna, want sommige boeken zijn nou eenmaal voor andere lezers geschreven.

Dat geldt niet voor Rotterdam, een ode aan inefficiëntie, van journalist Arjen van Veelen. Hij schrijft over de haven, de mensen en hoe hij zich verhoudt tot de uitdagingen van de tijd waarin we leven. Ik ben nog niet op de helft, het kan dus nog uitgaan tussen ons, maar van Veelen heeft mijn hart gestolen. Dat is niet alleen omdat ik nogal triomfantelijk met de titel kan wapperen. Van Veelen neemt me mee en laat me zien wat hij eerst ook niet zag en wat niemand graag ziet van die prachtige niet-lullen-maar-poetsen/geen-woorden-maar-daden-stad. Vooruitgang, ja. Maar al die onnodige én nodige spulletjes in onze gezellige winkels komen in belachelijk grote hoeveelheden van belachelijk ver. Van die efficiënt georganiseerde handel worden arbeiders en zeelui van over de hele wereld niet rijk. Ook de zorgvuldig in sheets en power points uitgerekende opknapbeurt van de stad komt niet alle mensen van de veelkleurige Rotterdamse bevolking ten goede. De journalist en de lezer behoren tot de mensen die daar wél van profiteren.

Maar we gaan niet somberen, hè? Van Veelen is een begenadigd schrijver. In een persoonlijke zoektocht kijken we samen het vooruitgangsmonster in de bek. Hij zoekt weggejaagde bewoners en uitgebuite zeelui op. Wat mij hoop geeft is de wijsheid en overlevingsdrang van mensen. En de druppels op een gloeiende plaat: het sociale werk van een dominee, de tomeloze inzet van een postbode, dit boek zelf.

Inefficiënt misschien, maar wel effectief. Het herinnert ons aan het belang van de menselijke maat.

Veel druppels leiden tot aanhoudend gesis. En verandering.

 

Goud

Goud

Goud

Er zijn gebeurtenissen die ondanks chaos overzichtelijk zijn: omgevallen potplant (aarde op de vloer), omgevallen koffie (bruine vlek op je kleren), omgevallen wijn (rode vlek op tafellaken, witte wijn valt nooit om), kapotte zak havermout (weinig in de zak, overgrote deel over aanrecht en vloer).

Ik zou hier kunnen pronken met koelbloedigheid en mentaal evenwicht, maar dat is niet eerlijk: het hoofd koel houden is een kwaliteit in ontwikkeling. Desondanks vind ik het bovenstaande dus overzichtelijke situaties. Waar het misgaat is duidelijk: verkeerd neergezet en verkeerde ontwerp (welke idioot bedenkt een wijde kelk op een lange steel op een minivoetje niet veel groter dan een munt en welke idioot verpakt havermout in materiaal dat al scheurt als je ernaar kijkt?) Wat je moet doen is ook duidelijk: een krachtterm naar keuze en dan gewoon opruimen en voortaan spullen wél goed neerzetten, uit een normaal glas drinken en havermout in karton kopen.

Tot zover lijkt mijn leven vrij rustig. Is niet zo.

We zijn allemaal natuurlijk een beetje opgefokt door pandemie, oorlog en tractorengeweld, ook ik.  Maar de laatste tijd overkomt het me dat ik iemand niet meer kan volgen en aan het eind van het gesprek zelfs aan mijn eigen naam ga twijfelen. Twijfelen is gezond, maar dit gaat wat ver vind ik.

Maar het vervelendste vind ik dat ik niet snap waar het misgaat tussen opinies, anderen en mijn kop. Een autistische leerling riep eens wanhopig tegen mij dat ik zijn ‘hele hoofd in de war schopte’. Ik maak me er kennelijk zelf ook schuldig aan, dus beklaag ik me met enige schroom. Afnemende helderheid wegens dementie laat ik even buiten beschouwing, maar maatregelen neem ik wel. Ik ga met opinievakantie en trek me even terug uit het publieke debat.  Ze kunnen best zonder mij, al weten ze natuurlijk niet wat ze gaan missen.

De opiniepauze zal zowel passief als actief zijn -dit is voorlopig mijn laatste blog. Ik ga meer boeken lezen. Een schrijver is geduldig en ik hoef niks terug te zeggen. Al doe ik dat laatste graag, zwijgen is goud.

 

afbeeldingen via Pixabay

Neppers

Neppers

Neppers

Mijn droom is het nog steeds: een boerderijtje met een weitje en een geitje. Tussen echte boeren, van wie ik dan leer hoe ik echt moet boeren. En een moestuin bijhouden., want ik droom van een gemengd bedrijf. Eén van mijn oma’s kwam van de boerderij. Misschien dat ik daarom van kinds af aan mij verbeeldde dat boerin zijn eigenlijk mijn bestemming was.

De laatste decennia verschoof mijn bewondering van de grote jongens naar de kleinschalige biologische boer. Zo eentje die de natuur ook een kansje geeft. En niet werkt met grote cilinders met doodshoofden om de gewassen vrij van ongedierte te houden. En wiens varken, koe en kip nog weten hoe het is om buiten hok en stal in de buitenlucht zelf hun kostje te vergaren, op een stuk grond dat meer bevat dan eenzijdig raaigras.

Ik nam vroeger de bio-industrie maar voor lief, omdat ik dacht dat dat bij vleeseters hoorde. Daar denk ik inmiddels dus anders over en gelukkig ben ik niet de enige. Het is trouwens maar een bof dat de vee-industrie de leefomgeving negatief beïnvloedt, anders werd er nog niks aan gedaan. En zaten die arme beesten tot in eeuwigheid gevangen in stallen en vrachtwagens, op weg naar verre slachthuizen, waar dieren mishandeld en arbeiders uitgebuit worden.

De boer werd er ook niet beter van, al die jaren. Gek gemaakt met geld om groter te groeien dan gezond is, gek gemaakt door overheidsregels die niks oplossen en een onhoudbare situatie alleen maar bestendigen, gek gemaakt door visieloze landsbesturen die onvermijdelijke beslissingen voor zich uit blijven schuiven.

Dat je daar letterlijk gek van wordt zie je nu dan ook aan de blokkades en dreigbezoeken aan politici: knettergek.

Er zijn ook boeren die thuisblijven. Er zijn ook boeren die al jaren kleinschalig bezig zijn. Daar ligt mijn sympathie. Temeer daar ik bij de blokkades teveel nooit gebruikte tractoren waarneem. Net als die van journalist Caroline van der Plas, dochter van een journalist en een CDA-politicus. Op haar eerste dag als Kamerlid voor de boeren kwam ze met een gloednieuwe trekker naar het Binnenhof.  Mevrouw is niet van gisteren maar ook niet van de boerderij. Een echte nepper.

Ik zie ook teveel nep-solidaire burgers die deze gelegenheid weer te baat nemen om hun eigen stokpaardje te berijden en pro-poetin-stickers op lantaarnpalen te plakken en hun deuntje over corona en vrijheid weer te dreinen.

Samen voor Nederland?

Samen voor rotzooi trappen zal je bedoelen.

Boer of burger: doe mij maar een thuisblijver.

 

 

Afbeelding via Pixabay

 

Uit het raam

Uit het raam

Uit het raam

Uw privacy is gewaarborgd. Maar ik kan wel zien hoeveel bezoek ik op mijn website krijg en wat het bezoek leest. De ene dag is drukker dan de andere en op een rustige dag was er maar één gast (of een robot, dat controleer ik dan weer niet) en die las een column over *ouder worden, uit 2015, het jaar dat we verhuisden naar een appartement op de begane grond.

Nou, dat appartement hebben we inmiddels weer verlaten. Nu kan ik hier natuurlijk allerlei redeneringen optuigen over het waarom. Maar het komt er kort gezegd op neer dat we ons hebben laten wegpesten. Dat klinkt zielig en dat is het natuurlijk ook wel een beetje. Dus in het moeizame proces -wéér opruimen, huis etaleren, verkopen, huis zoeken, huis kopen, inpakken en wegwezen- hield ik mijzelf en lief L regelmatig de titel van een krankzinnig leuk boek voor: De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween. Zo waren wij ook. Die honderdjarige liet zich niet langer tiranniseren door de directrice van het bejaardentehuis. Het was een trut, voor alle bewoners trouwens. Zo eentje hadden wij er ook, al was die feitelijk geen directrice en was het seniorencomplex geen bejaardentehuis. Maar wij waren wel net zo stoer als de honderdjarige.

Het heeft ons verouderingsproces natuurlijk niet kunnen tegenhouden, maar we kunnen daar nu tenminste opgewekt over rouwen tussen vitale mensen in de levensfase waarover we rouwen dat die voorbij is. Je zou zeggen: helpt niet echt. Maar is toch zo. Want die voorbije fase (werkende mensen met kinderen) is fijner om op terug te kijken dan de onzekere schoolfase van onmacht, pleinruzies, jaloezie en pesten. Die fase is veel langer geleden, maar kan in de seniorenfase weer heel dichtbij komen.  Zeker als je de pech hebt met een paar verkeerde mensen in een Vereniging van Eigenaren terecht te komen. Zonder het perspectief dat je op een gegeven moment groot gegroeid bent en je eigen leven kunt gaan leiden. Dus dan klim je als senior maar uit het raam.

Wij wijden ons nu weer vitaal aan de medemens en een duurzamere wereld maar verenigen ons nimmer meer in eigenaarschap. We hebben nu een huis waarvan ook het dak, de muren, ramen en buitendeuren van ons zijn.

Teken trouwens eens een huis zonder dat.

Precies.

 

 

afbeelding: janjf93 via Pixabay

Het verschil

Het verschil

Het verschil

‘Waarom zeg je niet gewoon wat je bedoelt’, zei iemand een paar jaar geleden over mijn niet altijd geslaagde metaforen. Tegen iemand als ik, die nogal eens wordt afgeleid door interne prikkels (hoofd = druk kruispunt)  en externe prikkels (hoofd =  heel druk kruispunt) is dat een zinvolle uitdaging, zeker na het vorige blog…

Gaat ie. Oké, we moeten allemaal hard werken om ergens te komen in het leven, maar sommigen staan gelijk met 10-0 achter (weer een metafoor ja, maar niet van mij, daarover later). En dan heb ik het niet over een leuke carrière die ze dan zouden mislopen, nee, het gaat om puur overleven. Nu mijn punt: ik wist wel dat sommige mensen een moeilijk leven hebben maar ik wist niet dat het zo erg was en ik maak me kwaad over dat ik dat normaal ben gaan vinden zonder me in te spannen er iets aan te doen en dat ik me wél inspan om smoezen te verzinnen (eigen verantwoordelijkheid, verkeerde keuzes, fouten in het systeem etc.). Het zou een troost kunnen zijn dat ik niet de enige ben die dit laatste doet, maar daar word ik juist helemaal kwaad over, want een betere garantie voor dat alles zo blijft, is er bijna niet.

Van rechtse partijen verwacht ik geen mededogen en oog voor de menselijke maat der dingen. Maar wie ook niet echt meehelpen zijn linkse politieke partijen en hun principiële achterbannen, op zoek naar hun linkse zelf. Ik ga er even vanuit dat die lui het hart op de goede plek hebben, maar willen ze het koppie er ook even bij houden? Los van dat je in de politiek volgens mij altijd moet samenwerken, duikt -na een voorstel tot linkse samenwerking- steeds weer het woord fusie op. En o jeetje nee zeg, daar moeten we eerst diepgaand over praten. Ja, over fusie misschien, maar hallo, over samenwerking? Stop om te beginnen met elkaar tegenwerken en richt je aandacht op de mensen die dat nodig hebben.

*Tim ’s Jongers  -van hem is dus die 10-0 achterstandsmetafoor- weet uit ervaring wat een moeilijk leven is en verzamelde voor zijn werk bij de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving ook *de verhalen van anderen die zomaar in  ons gave landje vermorzeld (dreigen te) raken. En nee, dat is niet hun eigen schuld omdat ze domme dingen doen en domme foutjes maken. Met diezelfde domme dingen komen alcohol- of cokeverslaafde mensen met obesitas maar een verder geslaagd leven zonder probleem weg. Die hebben bovendien een slimme accountant die precies weet welke domme foutjes voor de belasting geoorloofd zijn. Nou, die meedogenloze onrechtvaardigheid wil ik niet langer normaal vinden.

Wat me in de verhalen opvalt is de af en toe beslissende rol van gewoon iemand uit de omgeving: een aardige docent, een aardige maatschappelijk werker, een aardige buur, een aardige huisbaas, een aardige bewindvoerder. Aardig ja. Dus iemand die met begrip en zonder morele veroordeling iemand anders tussen de regeltjes door een eindje op weg helpt.

Laten wij maar proberen die aardige mensen te zijn die het verschil maken.Want ik ben bang dat linkse politieke partijen daar even geen tijd voor hebben met hun principes. Iemand moet het doen, toch?

Naschrift: de samenwerking tussen PvdA en GroenLinks is er door. Een aardig begin van een betere koers. De behoefte aan aardige mensen voor mensen op achterstand blijft, wat mij betreft. Zo snel verander je de samenleving namelijk niet…

 

 

 

 

De top

De top

De top

Sommige mensen wonen hoog in de bergen. Ik weet niks over hun bewustzijn, maar vraag me af of ze met dat uitzicht denken alles te kunnen zien. Of in ieder geval denken het overzicht te hebben. Of gewoon blij zijn met de afstand tot dat gedoe beneden.

Zelf heb ik een paar keer op het dak van de wereld gezeten, als gast dan. In de tijd dat mijn buik, oren, hart, longen en vooral benen zich proberen te verzoenen met de situatie (‘dit is niet normaal maar wordt dat straks wel’, zegt mijn brein dat gewend is om om te gaan met mijn panikerende lichaamsdelen) in die tijd dus… nou daar weet ik niet veel van, eigenlijk. Volgens mij ga ik dan maar naar de wc, (‘kijk, ze hebben hier ook gewoon wc’s, zie je wel?’, kletst mijn brein geruststellend verder).

Daarna moet Levensgezel L per se nog hoger. Samen met nog zo’n dertig lui die zo zijn, beklimt hij een duidelijk onbegaanbare hoop rotsblokken, omhoog naar een kruis. En ik wacht op een stoel (‘kijk, ze hebben hier ook gewoon stoelen’, neuzelt mijn brein). Vanaf die stoel plak ik met mijn ogen mijn man vast aan de berg. Uitsluitend door deze magische kracht komt hij weer veilig bij mij terug.

Daarna gaan we samen op pad. Langs een pad waar je alleen maar af kan vallen als je je uiterste best doet en een flinke aanloop neemt en heel ver kan springen. Maar dat snapt alleen mijn brein maar dat zwijgt nu het ziet dat het wel weer zo’n beetje gaat. Want als ik een plekje heb gevonden om te zitten dat voldoet aan mijn veiligheidsnorm (onevenredig veel zuigkracht van de bodem) ga ik daar zitten ( met onevenredig veel zwaartekracht van mijn lijf).

En dan gebeurt het: ik kijk en er is alleen maar de oeroude wereld en daar word ik heel rustig van. Deemoedig en supermachtig tegelijk. En dan gaan we naar het restaurant. ‘Kijk, ze hebben hier ook gewoon patat…’, o nee, het hoeft niet meer: alles doet het weer.

Dit moest eigenlijk een sociaal bewogen stukje worden. Over mensen aan de top van de samenleving, niet de gasten, maar de gevestigden, soms generaties lang. Ik wilde mijn vermoeden uitspreken dat als je in die kringen verkeert, je niet zo goed ziet als je denkt dat je ziet. Ik ben helaas in de metafoor blijven steken. Of misschien deugde die sowieso niet. Maar ik weet nu wel hoe het voelt om je supermachtig te voelen: lekker.

Maar het moet niet te lang duren.

Puberteit 2.0

Puberteit 2.0

Puberteit 2.0

Mijn ouders deden voor ons ongetwijfeld hun best, maar slurpten nog al wat emotionele aandacht voor zichzelf op. Daarom heb ik mijn puberteit even moeten uitstellen. En misschien wel nooit ingehaald. Laten we zeggen: ik heb hem toen maar uitgesmeerd over een substantieel deel van de rest van mijn leven.

Op een gegeven moment moet het klaar geweest zijn, denk ik. Want anders zou me nu niet opvallen dat ik in mijn tweede puberteit zit. Hetzelfde gedoe: je lichaam verandert, je wordt opstandig, je zoekt naar wie je eigenlijk bent en je hebt meer behoefte aan slaap. Alleen dat laatste is niet uitslapen, maar -vanuit de nacht gezien- vóórslapen: eerst ‘s middags en vervolgens eerder aan de nacht beginnen in plaats van later aan de dag.

Er is nóg een verschil, waar doorgaans omzichtig over gepraat wordt: het einde van de tweede puberteit. Na de eerste begin je normaal gesproken aan een lang leven, na de tweede moet je statistisch gezien toch met een wat kortere periode rekening houden.

De kwestie uit Puberteit 1.0 ‘wat ga ik later worden’ kan keuzestress opleveren, in Puberteit 2.0 is dat niet zo. Hoewel, het antwoord ‘ik ga later overledene worden en later is nogal dichtbij’ kan natuurlijk behoorlijk stress opleveren. Zelfs keuzestress, bedenk ik nu: a. ik vecht er tegen of b. ik aanvaard het. Ik kies natuurlijk b. Maar mijn puber 2.0-brein doet dat niet. Dat roept telkens met een wanhopig stemmetje ‘ja maar het klópt niet!’

Dat is nou puberen en het kan -in tegenstelling tot de vorige keer- nu wel. Mijn ouders rusten uit, ik gun ze dat van harte. En ik neem de ruimte.

Het geeft mij eigenlijk wel rust om onder ogen te durven zien dat later deze keer zo dichtbij is. Maar nu de rol van vitaal oudje fysiek gezien voor mij persoonlijk bedroevend lastig is, blijf ik wél een onrustige activist in mijn hoofd. Dát puberale hou ik er in, net als de vorige keer trouwens. ‘Wie op zijn twintigste niet links is, heeft geen hart, wie dat later nog is, geen hersens’, is een bekend citaat, van Churchill geloof ik. Grappig, maar met één ding hield de bullebak geen rekening: mijn middelvinger. We krijgen de wereld niet helemaal op orde, maar het kan zoveel beter. Dus als mijn tijd is gekomen, zeg ik alleen voor mijn eigen leven ‘het is goed zo’.

En dan draag ik het rode vaantje over. Mét gebruiksaanwijzing: een puberale middelvinger.

 

 

Vijver

Vijver

Vijver

 

Eten of gegeten worden, zeggen ze. Wat eigenlijk een rare keuze is, als het gaat om twee dieren waarvan maar één doorgaans gegeten wordt door de ander. Kikker wordt gegeten door Reiger. Andersom lijkt me onmogelijk, toch? Kikker heeft geen keuze. Als hij zelf kleine dieren verschalkt, voorkomt hij daarmee niet dat Reiger hem oppeuzelt.

Het parkje aan de rand van ons dorp bevat een aantrekkelijk hondenlosloopgebied. Ik hou van honden, dat weten ze en daarom loop ik er niet omdat ik bang ben dat ik door zo’n enthousiaste losloper ondersteboven word gekegeld. Ik ben nog lenig van geest maar dat is het enige onderdeel met die kwaliteit. Dus ik loop langs het hek, met zicht op alles en dat is ook goed.

Het gebied bevat een fraai vijvertje. Daar was op een goede dag een reiger neergestreken: de honden waren thuis, de baasjes naar het werk of naar school en ik vormde geen bedreiging. De reiger stond fanatiek te eten uit het midden van de vijver. Telkens bukte hij om weer een nieuwe onderwaterplant te pakken. Dacht ik, want ik denk nogal vegetarisch. De reiger niet. De plant die uit zijn snavel hing was het achterlijf van een kikker. Voor de kikker was het daarmee een minder goede dag. Ik liep door, nog even met de gedachte dat ik het misschien niet goed zag, maar een luide kwaak die abrupt werd afgebroken overtuigde me ervan dat ik getuige was geweest van…tja…moord? Tragedie? Drama?

Een paar dagen later liep er een kleine mollige kleuter naar het hek en riep dat zij en haar zusje een kikker in hun netje hadden gevangen. Het beest zat nu in een emmer. De meisjes knikten aarzelend toen ik vroeg of ze hem straks weer los zouden laten. En de langbenige oudste zei heel meelevend nee, toen ik vroeg of ze dachten dat ie het leuk vond in zo’n emmer. Ik liep door en constateerde tevreden dat ik -niet al te streng- toch maar weer even mooi een stukje natuuropvoeding had gegeven. Om bij terugkomst te constateren dat het nog niet helemaal gelukt was. De langbenige beval de kleine mollige om goed op te passen dat de kikker niet ontsnapte. Ik liep maar door en probeerde de kikker via telepathie sterkte te wensen en in te seinen dat deze langbenige niet zijn grootste probleem was.

 

Afbeelding van OpenClipart-Vectors via Pixabay

 

Delen

Delen

Delen

In de Duitse streek waar we waren, werd carnaval gevierd. De optocht van dorp naar dorp bestond uit één muziekwagen vanaf welke snoep zou worden uitgedeeld, zo hoorden we. Net toen we onze laatste avond vierden met een etentje in het restaurant van ons dorp, kwam de wagen langs.

Omdat ik het heerlijke moment niet wilde verpesten met een zuinig gezicht en domme opmerkingen als ‘niet te veel hoor’, ging ik maar niet met de kleindochters mee naar buiten. Binnen vijf minuten maakten de zusjes hun rentree. Voorzichtig liepen ze door de grote zaal, hun armen vol schatten. Ze hadden zoveel gekregen als ze konden dragen. En dat is heel veel, de behendigheid van jonge kinderen als het gaat om dit belangrijke onderwerp moeten wij vooral niet onderschatten. De oudste (9) keek blij, maar met de wereldwijsheid die past bij een kind van haar leeftijd: ‘Leuk, maar ik voorzie straks enige corrigerende maatregelen’. De jongste (5) is nog op de leeftijd dat wonderen gewoon wonderen zijn. De intense blijheid van hart en ziel gaat ongefilterd naar haar gezicht en doet de wereld stralen. Zo is zij de ander tot vreugd, ook als het wonder in de ogen van die ander niet per se gezond is.

Thuis deelden we omstandig de vreugde, onder het mompelen van  woorden als uitdelen, tanden poetsen en water drinken na het snoepen en zo. Net toen de pyjama’s aan waren en de tanden gepoetst, hoorden we de muziekwagen weer, steeds dichterbij, het weggetje naar ons afgelegen huisje op.

Ongeloof op het kindergezicht: voor de tweede maal zou zich, rechtstreeks uit de hemel, de pot met goud over deze aarde uitstorten en ook deze tweede keer uitgerekend op de plaats waar zij zich met haar zus bevond.

Gelaten lieten wij volwassenen dit allemaal over ons heen gaan.  Wij waren er toch maar mooi in geslaagd onze zurige zorgen voor haar verborgen te houden. Want later, bij het naar bed gaan, hoorde ik haar op de trap zeggen, het grote geluk met haar moeder delend:

‘Mama, ben jij ook zo blij? Dat jouw kindjes zoveel snoep hebben gehad?’

 

 

Hoop

Hoop

Hoop

“Amnesty? Wat is dat dan?”

Toen de deur openging, had ik mijn collectebus laten zien en gezegd dat ik voor Amnesty collecteerde. Dat bleek het simpelste deel van mijn taak. Nu nog even in één zin uitleggen wat Amnesty doet in deze complexe wereld. “Amnesty strijdt voor mensenrechten, ook voor gevangenen die…”. Hij trok zijn portemonnee al, ik hoefde niet verder te worstelen met de materie van recht, onrecht en het vrije woord. “Ze zullen wel wat gedaan hebben, zitten er niet voor niks, maar ze moeten wel goed behandeld worden”, vatte hij de stof bondig samen. Tja. Er viel nog wel wat uit te leggen, maar de eerste stap naar bekendheid met het werk van Amnesty was in ieder geval gezet. Dit vond inmiddels twee jaar geleden plaats, een paar uur voor de eerste lockdown. Ik moet het nu voor de tweede keer missen. Vorig jaar doordat het vanwege corona niet mocht, dit jaar door de afwezigheid van een coördinator in het dorp waar wij sinds kort wonen. Een haperende gezondheid weerhoudt mij ervan om zelf coördinator te worden. Volgend jaar misschien. Hoop doet leven, het werk van Amnesty dus eigenlijk.

“Rusland heeft maling aan organisaties zonder regimenten”, zei een vriend toen ik i.v.m. de oorlog *deze petitie van Amnesty op Facebook plaatste. Hij heeft er gewerkt en gewoond, heeft een Russische vrouw, kent Rusland wel zo’n beetje en ik ben het met hem eens. Toch teken en verspreid ik zo’n petitie. Poetin en zijn kliek zijn natuurlijk hopeloze gevallen -ze hebben daar geen gelukkige hand van leiders kiezen- maar Oekraïners moeten zich gesteund voelen. En wat minstens zo belangrijk is: door niks te doen zouden we er maar aan kunnen wennen dat Poetin normaal is. Het is de taak die Amnesty zich stelt: blijven aankaarten van onrecht. Mensenrechten worden voortdurend geschonden door links en rechts en Oost en West en alles wat daar tussen in zit. Niet altijd helpen die protesten, maar soms wel en die gevangenen kunnen navertellen hoeveel kracht ze kregen van de morele steun. Maar ook voor ons: wie stopt met protesteren verliest zijn ziel.

De Russische dissident Navalny overleefde ternauwernood een vergiftiging door de Russische geheime dienst. Hij ‘genas’ in een Duits ziekenhuis en ik begreep maar niet waarom hij terug naar Rusland wilde en ook ging. Want ja, natuurlijk meteen weer gearresteerd en in een strafkamp gegooid. Maar toen aan het begin van deze oorlog een Poolse mij in tranen vertelde dat haar Oekraïense kennissen -die met hun gezin in Nederland wonen en werken- naar hun thuisland gingen, familieleden ophaalden, ze hier brachten en weer terug gingen om te vechten, snapte ik opeens, nu ook in tranen, wat Navalny deed en doet. Mensen vechten zich liever dood dan Poetin te dienen en ze hebben hun leven er voor over om aan de wereld te tonen dat we hier niet aan mogen wennen.

En altijd blijft er de hoop, want zonder dat is onze ziel reddeloos verloren.

 

 

 

De collecteweek van Amnesty is van 13 t/m 19 maart, mijn online bus is https://digicollect.amnesty.nl/maaike-de-rijk