Laat me

Laat me

Laat me (column uit 2016)

Leed valt niet te vergelijken,  wel hoe mensen ermee omgaan.

 

Het indrukwekkende van Liesbeth List – lees vooral dit interview in Volkskrantmagazine – is dat ze haar levensgeschiedenis, getekend door oorlog en mishandeling, erkent als bizar en wreed, maar dat ze de regie over haar leven op een positieve manier in de hand heeft genomen en die nooit meer heeft losgelaten: ‘Met negatieve mensen bemoei ik me niet’.

 

Dat wordt hem voor mij voor 2017, bij deze. Met uiteraard de toevoeging dat ik er streng op toe zal zien niet zélf een negatief mens te zijn.

 

Je ziet wel eens anders.

Er zijn mensen met een rot jeugd die niet achteromkijken, niet willen wijzen naar schuldige ouders en niks te maken willen hebben met therapie.

Best knap, best flink.

 

Toch zijn dit vaak mensen die in mijn ogen wat minder makkelijk in de omgang zijn.

De uitgespaarde rekening voor gesprekstherapie wordt alsnog gepresenteerd, maar dan aan de omgeving.

Het boze binnenleven wordt aan de buitenkant gepolitiseerd. Elk gesprek is vermoeiend, koetjes en kalfjes bestaan niet.

 

Geef mij Liesbeth List maar.

 

Want met aardige mensen bemoeit ze zich uitdrukkelijk wél, ook al zijn ze gigantisch aan de fles.

De hartstochtelijk levende, kwetsbare Ramses Shaffy, haar vriend voor het leven, betaalde de prijs voor zijn verslavende medicijn tegen levenspijn: hij ontwikkelde Korsakov.

Ze greep zorgzaam en liefdevol in, ook al zong hij tot op het laatst overtuigend mooi Laat me .

 

Shaffy en List laten zien hoe aardig mensen kunnen zijn voor elkaar, ook al heb je het als kind niet echt getroffen.

Sommigen onder hen leven niet per definitie gezond, maar ze durven wel hun pijn en kwetsbaarheid te laten zien.

 

Eigenlijk vind ik dat ook flink.

 

Luisterangst

Luisterangst

Luisterangst (2016) (ill. pixabay?)

Een paar jaar geleden kwam één van mijn bekenden tijdens de borrel met een lullige opmerking over Marokkanen. Ik voelde mij erg ongemakkelijk.

‘Oh! Discriminatie! Gevaarlijk! De kop indrukken! Nu!’ Gevalletje spreekdrang van mijn kant.

Maar ik wist eigenlijk niet wat ik moest zeggen, tegen een bekende die recht tegenover me zat en eigenlijk best wel een aardige vent was. Ik mompelde wat van ‘nou…’ Daarna kwam ook nog zijn aardige vrouw -die het probeerde glad te strijken- met ‘joh, het zijn toch óók mensen’.

Voor mijn gemoedsrust legde ik haar woorden maar uit als ‘joh, niet generaliseren, ze zijn niet allemaal zo.’ En daar lieten we het dan maar bij.

Vanachter je computer verontwaardigd over onbekende anderen oordelen -‘discriminatie!’, ‘seksisme!’, ‘vooroordelen!’, ‘racisme!’ en het momenteel ook erg populaire ‘dom!’- is niet zo ingewikkeld.

Maar in het echt met elkaar samenleven en een gesprek voeren met bekenden die een jou onwelgevallige mening erop na lijken te houden vind ik in de praktijk wel lastig.

Nou ben ik van het type dat ook nog eens graag vriendjes blijft met iedereen. Ik voel me prima bij duidelijkheid, maar niet bij polarisatie.

Dat heeft iets slaps (‘pleaser’), een voordeel is wel dat je geduldig naar overeenkomsten met anderen blijft zoeken.

En wat ik dan bijvoorbeeld vind, is angst.

‘De rechtse boze medemens is eigenlijk bang’, hoor je wel eens van links. En daar een beetje meewarig achteraan ‘bang dat zijn veilige overzichtelijke  wereldje instort’.

Maar kijk nou eens naar de linkse Gutmenschen -waar ik mezelf toe reken. Die zijn toch óók bang dat hun veilige overzichtelijke wereldje instort? Dat het ze uit de klauwen loopt, dat bijvoorbeeld racisme de boventoon gaat voeren?

Ikzelf ben het allerbangst dat we elkaar kwijtraken en dat een volksmenner met een grote bek en slechte plannen er met de macht vandoor gaat.

Van polarisatie kun je iedereen de schuld geven, maar je l a t e n polariseren doe je toch echt zelf. Dus ik stel voor om dat niet meer te laten gebeuren.

Wij burgers gaan maar weer eens naar mekaar luisteren, on-line en off-line. En dan zoveel mogelijk dat laatste, in het echt, hè: in onze huiskamers, buurthuizen en op georganiseerde burgerfora.

“Vertel”. En dan echt luisteren en oprechte vragen stellen.

Voor de duidelijkheid: echt luisteren is niet hetzelfde als op je beurt wachten en dan retorische vragen stellen als “Zie jij nou écht niet dat je een niet-empathische racist bent?” en “Zie jij nou écht niet dat je een politiek-correcte wegkijker bent?”

Linkse en rechtse stokpaardjes staan meestal te trappelen van ongeduld om de ander te vertellen hoe fout diens standpunten zijn.

Maar onlangs heb ik de ontdekking gedaan dat stilte in een gesprek niet zo eng is.

Ik ben niet meer zo bang dat de ander dan zou kunnen denken dat je hem door jouw zwijgen gelijk geeft.

‘Wie zwijgt stemt toe’? Dacht het niet.

‘Wie zwijgt die luistert’. Als het goed is.

‘Wie zwijgt denkt na’. Als het goed is.

Ik heb goede hoop dat wie zijn verhaal kan doen en wie zich gehoord weet, óók meer bereid is tot luisteren en nadenken als de ander zijn verhaal doet.

En dan blijken we uiteindelijk misschien wel minder uit elkaar gedreven te zijn dan we dachten.

Een mooie handreiking om weer met elkaar in gesprek te komen vond ik deze open brief van hoofdredacteur Rob Wijnberg van De Correspondent. Lees vooral ook deze antwoorden van PVV-stemmers en anderen.

Wij kunnen het maar beter weer eens gewoon gaan proberen met elkaar.

Zonder luisterangst.

 

 

 

 

 

 

 

Heimwee

Heimwee

Heimwee (2016) (foto: de Rijk)

‘Soms heb ik heimwee naar een tijd die ik nooit heb meegemaakt’, zei één van mijn dochters eens. Nostalgie is niet alleen voor oudjes.

De aanloop naar onze recente verhuizing bracht, niet onverwacht, regelmatig heimwee bij mij naar boven. Naar de tijd die ik wél had meegemaakt dan.

Je hele leven gaat je door de stijve handen, de ouder wordende rug bukt net iets moeizamer onder de balken op zolder en het evenwichtsgevoel op de trap daarnaartoe is ook niet meer wat het ooit was.

Zo neem je, al opruimend, niet alleen afscheid van je spullen en het leven dat er bij hoorde, het is ook een beetje toedeledoki naar een jong en vitaal lichaam.

Inderdaad, het mooie comfortabele huis is jong en heeft alles van een nieuw begin, dat hield ik mij een jaar lang voor ogen. En ja, dat was een troostrijk vooruitzicht. Maar in de noodzakelijke renovatie en verbouwing is mijn lijf niet meegenomen.

Nou had ik behalve de eigen aannemer ook Marijke Helwegen kunnen bellen om naar die van haar te vragen, maar daarvan zag ik af: lichaamsrenovatie vind ik eng, duur, niet mooi en dood ga je toch.

Ik ben heel tevreden nu want ik woon mooi en mijn lijf is ook prima, niks meer aan doen.

In die vredigheid mijmer ik of er een etymologisch verband is tussen memories en mijmeren: gaan mijmeringen uitsluitend over herinneringen? Is peinzen hetzelfde als mijmeren, maar dan met een frons op je voorhoofd? Krijg je heimwee van mijmeren, of mijmer je omdat je heimwee hebt?

Bij mij komt heimwee af en toe zomaar om het hoekje steken. ‘Staat bij de voordeur’, zei levensgezel L. toen ik iets zocht in ons nieuwe huis. Beeld van de deur die decennia lang onze voordeur was: AU!

Tevreden zijn met het nu en toch een beetje heimwee hebben: het kan.

 

 

 

 

 

 

 

Struikelen

Struikelen

Struikelen (column uit 2016)

Het is een rustige zondagochtend. Ik laat onze Bobby uit en als ik de hoek van een zijstraat nader, zie ik Julius, met zijn baasje aan de lijn.

Baasje combineert uitlaten met joggen, maar dat heeft hij niet eerst aan Julius uitgelegd.

Die trekt zijn eigen pad: de lijn wikkelt zich rond een antiparkeerpaaltje en baasje jogt verder en ik ben heel benieuwd hoe dit gaat aflopen.

‘Oeoeoeoe….pssss’, zegt het baasje, maar hij houdt zich na enkele bloedstollend spannende struikelpassen toch lachend overeind.

 

We praten even, want dat doen baasjes terwijl hun hondjes geduldig wachten.

‘Jij hebt tenminste een échte hond’, zegt hij over ons middelgrote cockertje, toch niet echt een stoere mannenhond.

Maar als ik naar zijn kleine witte caesarhondje kijk, snap ik wel wat hij bedoelt. ‘Het is de keus van de kinderen, maar anders…’.

 

We keuvelen nog even door en op het laatst vraag ik terloops ‘Maar hoe gaat het verder, buurman?’, want hij is net gescheiden, las ik in de krant.

‘Ja hoor, gaat wel goed’, zegt hij en uit zijn lichaamstaal maak ik op dat hij de belangstelling wel waardeert maar er verder niet over wil praten.

 

We zijn inmiddels verhuisd.

Maar nu is hij in zijn onbesuisdheid weer gestruikeld, las ik in de krant.

Doordat de lijn van onze electorale democratie zich om een verkiezingspaaltje wikkelde kwam hij abrupt tot stilstand.

 

Een drama – zoals dat in de media natuurlijk weer genoemd wordt- vind ik het niet.

Hij komt wel weer op zijn pootjes terecht, bijvoorbeeld in de sector alternatieve energie en duurzaamheid.

 

Maar ‘alles geven’, zoals hij bij zijn afscheid zei dat hij gedaan had, zou ik niet meer doen.

Is niet duurzaam en er zijn vast wel alternatieven.

 

 

 

 

Straattaal

Straattaal

Straattaal (column uit 2016)

Wat er met mij, overtuigd sociaaldemocraat, aan de hand is weet ik ook niet. Maar ik ben eigenlijk wel blij met de opgewekte Rutte.

Of zijn opgewektheid te maken heeft met liberalisme, daar wil ik vanaf wezen, maar ik durf wel te constateren dat de ‘s’ van somber vaak samen sist met de ‘s’ van sociaaldemocraat. Ik spreek uit ervaring.

 

Misschien gaat het om het vermogen om op tijd even van stemming te wisselen.

Zwaarmoedigheid heeft de neiging er altijd te zijn en wordt hoogstens afgewisseld door een periode van wat mindere zwaarte.

Terwijl, zoals je bij Rutte kunt zien, een structurele opgewektheid iemand er niet van weerhoudt om af en toe eens even flink kwaad te worden. Bijvoorbeeld, zo liet hij zien in Zomergasten, op brutale snotneuzen van oorspronkelijk Turkse komaf die ‘pleur op’ roepen tegen journalisten en hen het werk onmogelijk maken.

En dan in je kwaadheid zeggen ‘pleur zelf op!’

Straattaal, ja. Niet passend voor een MP, ja. Zeg ik bij nader inzien, nu een paar jaar later.

Maar het nu volgende dan, namelijk als de boosheid zakt, weer opgewekt komen met een uitstekende rationele motivering?

“Jongens, luister: in Nederland, waar jullie wonen, hebben wij een rechtsstaat. Die garandeert de vrijheid van demonstreren -zelfs als dat, zoals bij jullie, vóór een dictator is. Een vrijheid waar jullie nou gebruik van maken, ja? Maar er is hier ook persvrijheid, die jullie nu op onbeschofte  wijze onmogelijk maken. Als je dat allemaal niet waardeert, krijg je in Nederland een probleem.” En in Turkije niet dus. Zeg i k er voor de duidelijkheid achteraan, want ik wijs mensen graag de weg.

Dat laatste hoor ik niet te zeggen natuurlijk, maar dat eerste hoorde ik niemand zeggen en dat had toch wel gemogen?

Rest mij de vraag: waarom blijven mensen toch zo op zoek naar de diepere lagen van een opgewekt mens als Rutte?

Krijg je te weinig te zien, of kijk je niet goed?

 

I k zie hier namelijk een premier die -weliswaar met een lach op zijn gezicht maar wél serieus- onze rechtsstaat verdedigt.

 

Diepere lagen hoef ik voorlopig even niet, hoor.

 

 

 

 

Uitzwaaien

Uitzwaaien

Uitzwaaien (column uit 2016)

Eigenlijk heb ik ook wel weer te doen met die 52% weglopende Brexiters.

Kiezers te stom vinden om te kiezen, dat heb ik altijd een beetje denigrerend gevonden.

Maar wel realistisch: als ik mijn eigen gebrek aan deskundigheid onder ogen durf te zien, en dat doe ik, kan ik gebrek aan competentie niet ontkennen.

Daarom denk ik, eerlijk gezegd, dat er heel wat mensen onder deze 52% weglopers zijn die, laat ik maar zeggen, enige ondersteuning nodig hebben om überhaupt het gat van de deur te vinden die ze nu zo hard willen dichtslaan.

 

Ze komen van een koude kermis thuis. Hun sociaal-economische problemen blijken straks gewoon te komen door het incompetente en/of asociale beleid van hun achtereenvolgende regeringen. Niks Brussel.

 

Op liefdevolle aandacht van hun leiders hoeven ze niet te rekenen, denk ik.

Boris Johnson bijvoorbeeld, Lord of the Lomperikken, lijkt mij nou niet het verantwoordelijke type dat goed op zijn schaapjes let, ook al hebben ze hem meemekkerend aan een meerderheid geholpen.

 

En UKIPper Farage heeft toch wel een dingetje met zijn bewegingsapparaat: om dit achteromkijkend een geweldloze operatie te noemen, moet je wel een héél stijve nek hebben om het dode lichaam van parlementslid Jo Cox over het hoofd te zien.

 

Voor een besmetting naar Nederland, een Nexitreferendum, ben ik niet bang.

Want ik heb een oplossing.

De vóórstemmers, of ze nou in de meerderheid zijn of niet, krijgen sowieso hun zin: zij mogen, op kosten van de Nederlandse staat, uit de EU vertrekken.

Naar een stombewoond eiland. Aan de overkant van het Kanaal.

Ik verheug me erop ze uit te zwaaien.

 

Moedig

Moedig

Moedig (column uit 2016)

Een mooie zelfbewuste vrouw, die graag serieus genomen wordt en in praatprogramma’s durft op te treden: wie wil zo niet zijn?

Sylvana Simons is een soort rolmodel voor mij.

 

Net als zij, ben ik Nederlander.

Maar autochtoon. En blank -mijn uiterlijk deed sommigen in het verleden wel eens anders vermoeden, maar vervelende vooroordelen bleven en blijven mij bespaard.

Dat is wel anders als jij of je ouders oorspronkelijk uit Suriname komen, zoals bij Sylvana het geval is.

Als ík iets zeg wat de goegemeente niet welgevallig is, heb ik een grotere kans dat er inhoudelijk op wordt ingegaan dan Sylvana krijgt. Die gaat voornamelijk horen dat ze moet oprotten, en dat is dan nog één van de minst hufterige adviezen.

 

In het geval haar iets leuks ten deel valt, bijvoorbeeld als ze een column mag schrijven in een blad, krijgt ze van een chagrijnige medecolumnist te horen dat ze geen echte schrijver is en die column alleen maar krijgt omdat ze zwart is.

Aan onvriendelijke medemensen geen gebrek op deze wereld.

 

Nou gaat ze naar DENK en ik denk dat ze daar nog eens over moet nadenken.

Ik kan me levendig voorstellen dat je alle nadelen van de kloof tussen allochtonen en autochtonen spuugzat bent.

Maar is dat duo van DENK dan wel een veilige haven?

 

Toen die twee niksdoeners in de PvdA-fractie (‘Ik doe niks!’ ‘Nee, precies, da’s het probleem!’) pas in beweging kwamen toen het over een onderzoek naar het gebrek aan transparantie bij Turkse moskeeën ging, kon ik nog denken: oké, er zijn meer one-issue-politici.

Ik begrijp bovendien het dilemma van de allochtone politicus: maak ik -allochtoon die als gewone Nederlander behandeld wil worden- de kloof nou groter of kleiner door voor allochtonen op te komen?

Ruzie krijgen met die autoritair en solistisch opererende PvdA-fractieleiding is ook niet zo moeilijk, ik zou al veel eerder zijn weggeweest.

Dus tot zó ver the benefit of the doubt.

 

Maar bij mij gingen destijds alle bellen rinkelen bij dit interview .

Vanwege deze passage:

Interviewer: ‘U bent toch tegen emancipatie van vrouwen en homo’s?’

Kuzu: ‘Wij zijn voor homo-emancipatie, iedereen mag zijn wie hij is.’
Öztürk: ‘Ja!’

K: ‘En als ik vrouwenrechten niet respecteer, dan krijg ik thuis een klap op mijn kop.’
Ö: ‘Ha, ha, ha!’

Binnenkort word ik 65, oud en wijs, dus vertel mij niets over gladjanussen en linkmiechels. Cultuur of afkomst maken daarbij niks uit, je vindt ze overal.

 

Hier dus. Hou ze recht voor je, Sylvana. Heeft niks met Turken of moslims te maken, ik herken dit gedrag gewoon uit Nederland Ons Vaderland.

Van hoogopgeleide pakkenmeneren die zich met een standaardzinnetje en een grapje afmaken van een antwoord op serieuze vragen.

 

En daar moet je volgens mij dus niet wezen, lieve meid.

Maar jij maakt je eigen keuzes en moedig vind ik het wel.

 

Sterkte dus maar!

 

 

 

 

Vrolijk Voorjaar

Vrolijk Voorjaar

Vrolijk voorjaar! (column uit 2016)

Het kan verkeren, je hoort ergens dat de Hema geboycot moet worden -wegens de verkoop van niet-traditionele verstopeieren- en dan ga je opeens nadenken over je eigen Paasbeleving.

 

Even bijpraten, het zit zo: onze nationale Hema brengt dit jaar een Vrolijk Voorjaarfolder uit. Het was de vorige jaren een Vrolijk Pasendrukwerkje. En nou is er gedonder.

 

Al bladerend zie je de zoetigheid die je in deze tijd van het jaar met Pasen kan kopen.

Het aangebodene heeft alles met voorjaarstradities te maken: eieren, kuikentjes, eieren verstoppen, eieren schilderen en feestmaaltijden.

En niets met het lijden, sterven en de wederopstanding van Jezus Christus en het Hoogfeest van Pasen.

 

Vrolijk Voorjaar in plaats van Vrolijk Pasen vind ik dus eigenlijk wel logisch,

Maar Hemaboycotters -Nederlands Erfgoedactivisten, bekend van het Zwarte Pietendebat- hebben een andere logica.

Of ze hebben gewoon een beetje actiehonger.

 

Want het duurt toch nog altijd weer een maandje of acht voordat je, uit naam van het Nederlands Erfgoed, kunt gaan actievoeren voor het smeren van zwarte schmink op witte velletjes.

Tussendoor over de naam van eieren piepen kan dan de honger stillen.

 

Maar goed, ik hoor dus van die boycot en snel terug naar het filiaal waar ik even daarvoor, bij gebrek aan inpakruimte, onnadenkend even een zware tas met boodschappen op een mand vol paaseieren had gezet. Dacht ik.

Het waren verstopeieren, het staat er echt!

Nieuwsgierig zoek ik naar de paasstollen en ja hoor: Feeststollen.

 

Op zakjes met kleine eitjes staat nog wel ‘Easter’, maar dat is Engels Erfgoed natuurlijk, dus dat telt niet als Pasen.

 

Ik ben juist blij met de Vrolijk Voorjaarsfolder. Want als er één feest is waar ik al sinds mijn vroegste jeugd niet vrolijk van word dan is het wel Pasen.

Kan ook aan te weinig vitamine D liggen natuurlijk.

 

Maar zeg eens eerlijk, zo’n Paasverhaal!

Een man wordt door een lafhartige machthebber voor het volk gebracht, dat kennelijk de macht heeft te beslissen over leven of dood. Dat volk kwijt zich, zonder scrupules, van zijn taak -aan het kruis met die man!- en de machthebberige slapjanus wast zijn handen in onschuld.

 

Wat een feest.

 

De onsmakelijke details over de kruisiging bespaar ik U verder, want de bedoeling was eigenlijk dat dit een opgewekte voorjaarscolumn werd.

 

De Wederopstanding uit het graf moet dan de reden voor het eigenlijke feestje zijn, begrijp ik, want meer gebeurt er niet.

 

Helaas, geen feestje voor mij en wel hierom: a. het kan niet, uit je graf opstaan en b. kwijt ben je de man toch, want een paar weken later verdwijnt hij op -Hemelvaartsdag- alsnog naar de hemel.

 

Het moge duidelijk zijn: ik vier liever het voorjaar, op een vaste dag en dan graag wat later in het seizoen in verband met het weer.

 

En dan koop ik lekker alles bij de Hema.

 

Zomerkleren

Zomerkleren

Zomerkleren (column uit 2016)

Zevenennegentig is Riek, mijn bovenbuurvrouw. In het gedeelte van het complex waar wij onze benedenwoning hebben, zijn geen liften.

“Ja, Maaike, daar denk je toch niet aan als je jong bent, dat zo’n trap lastig kan worden!” Ze telde bij het betrekken van het appartement zeventig lentes en het tekent haar levensinstelling: leef bij de dag.

En wees oprecht.

Want toen de gereformeerde dominee -‘Ik heb een heel leuke kerk hoor’- tien jaar later vroeg hoe het was om tachtig te worden sprak ze opgewekt: “Helemaal niet fijn!”

Onlangs bezocht hij haar weer en ze had gezegd: “Moet je me niet nog wat vragen?”

Onze eerste kennismaking was een paar maanden geleden. Wij hadden bij al onze buren een brief in de bus gedaan, waarin de overlast van de verbouwing in ons aanstaande huis zo tactisch mogelijk verwerkt was.

Net terug in ons oude huis ging mijn mobiel af. Tegen de tijd dat ik die onder uit mijn tas had gevist had Riek de voicemail al ingesproken: “Maaike, wat ontzettend leuk dat jullie dat doen, zo’n brief, echt aardig! Kom zeker eens langs om kennis te maken, ik kom de deur haast niet meer uit, maar je bent van harte welkom. Oh, je spreekt met Riek, de bovenbuurvrouw. Nou, nog heel erg bedankt, hoor, erg leuk!”

De lage, maar vitale stem en de energieke rollende r moet u er even bij denken en u zal begrijpen: mijn hart was gestolen.

Riek heeft ongelooflijk veel last gehad van de verbouwing, tot en met een stroomstoring toe. “Ik word er zo zenuwachtig van!”, zei ze over dat laatste, toen we belden om te vragen hoe het ging.

Maar ook “Ik ben blij als het allemaal voorbij is, en jullie ook natuurlijk!”

Zover is het nu, van de week kwam ze kijken. “Wat hebben jullie er iets moois van gemaakt!”, met het enthousiasme van een kwieke vijftiger.

Na een uurtje excuseerde ze zich: ze werd moe, ik kon het zien. Gesprekken volgen en voeren is niet makkelijk als je zo doof bent.

Helder is ze nog wel. Ik vroeg of ze het bij ons niet te fris vond. “Ik zorg dat het bij mij 23 graden is, zomers en in de winter. Maar waarom draag ik dan nu winterkleren en over een half jaar zomerkleding, snap jij dat, Maaike?”

 

Enthousiast over het mooie van het leven, eerlijk over het niet meer zo mooie: zó wil ik oud worden, met humor en verwondering.

 

 

Gestoord

Gestoord

Gestoord (2016) (ill. pixabay)

Er is maar één manier om er snel achter te komen hoe afhankelijk je bent van internet en dat is een stevige storing waardoor je enige tijd verstoken bent van Wifi.

 

Ik heb het genoegen regelmatig in een prachtig dal zonder mobiel bereik te mogen verblijven, waar je heerlijk kunt wandelen -als je tenminste niet thuis moet blijven om de wifi-monteur binnen te laten.

Want ja, deze keer ben ik óók nog afgesneden van het wereldwijde web: elke punt-en-el en dot.com is een onbereikbare bestemming. Oef.

 

Ligt mijn afhankelijkheid op het professionele vlak?

Het schrijven van deze column beschouw ik als mijn werk. Maar als ik het resultaat later kan insturen dan gepland is dat geen ramp. De wereld draait ook zonder mijn bijdrage daaraan wel door.

Sterker: mooi toch!

Want het creatieve schrijfproces dat noodzakelijkerwijs vooraf gaat aan publicatie is juist gebaat bij een beetje digitaal isolement, zou je denken.

 

Eh..nee.

 

Op het moment dat ik mijn laptop alleen als tekstverwerker kan gebruiken word ik daar heel gefrustreerd van.

Alsof je in een prachtige auto zonder motor zit.

Of dat je tijdens een stroomstoring telkens de lichtschakelaar aandoet.

 

Het gemak dient de mens, bij ongemak blijkt hijzelf de dienende slaaf te zijn.

 

Maar hoe hindert dat dan mijn creatieve proces?

 

Nou, bij elke gedachte over wat ik wil schrijven staat -op de achtergrond, maar duidelijk hoorbaar- mijn verslaafde ‘ik’ er door heen te toeteren:

E-mail! Facebook! De Correspondent! Volkskrant! Schoolbank! Wikipedia!

 

Duidelijk gevalletje van uitstelgedrag.

 

Dat ik daar aanleg voor heb, wist ik al sinds de Prehistorie.

Ik moest huiswerk maken en studeren in de jaren dat een computer nog een ruimte besloeg van minstens 3000 kubieke meter. Die ruimte hadden we thuis niet, dus werd ik nog gewoon afgeleid door plantjes water geven, kranten opruimen of weemoedig uit de ramen kijken. En die dan maar eens gaan lappen en zemen.

 

Zulke uitvluchtjes liggen allemaal op het huishoudelijke vlak. Dat staat niet erg hoog aangeschreven en daarom heb je eerder door dat je gewoon smoezen loopt te zoeken.

 

Dat is nu anders.

Oké: chatten, games en Wordfeud, dat is duidelijk lanterfanten.

 

Maar al die nuttige dingen als e-mail (‘je post bijhouden’), fora (‘het publieke debat is noodzakelijk’), Facebook (‘sociale contacten bijhouden’), on-line media (‘het nieuws volgen’), surfen (‘informatie inwinnen om te kunnen schrijven’) Marktplaats (‘duurzaam winkelen en stukken goedkoper!’) en Funda (‘je weet maar nooit….’): allemaal heel noodzakelijk en zinvol, ja.

En uitstelgedrag.

 

Maar als de ontwenningsverschijnselen op hun hoogtepunt zijn en de dorst naar externe prikkels bijna ondragelijk wordt, overkomt mij een door God gezonden visioen: Teletekst!

 

Normaal kijk ik neer op dat primitieve medium met die abominabel slecht geformuleerde nieuwsberichten in die lelijke gele letters op een zwarte achtergrond, met die pagina’s die niet met hun nummers kloppen of waar je uren op moet wachten.

Maar beter iets dan niets.

 

En de tv doet het wel, godzijdank.

 

Ik ben gered.